Twee maanden geleden had ik een stijve onderrug. Misschien teveel gezeten, teveel auto
gereden, teveel krachttraining gedaan, teveel hardgelopen. Twee maanden daarvóór voelde ik al een kleine irritatie ergens bij mijn rechterbil, ter hoogte van SI
gewricht.
Niets aan de hand
dacht ik, een paar daagjes rustig an. Tot ik op zaterdag eind maart wakker werd
met een raar gevoel in mijn heup en been. Opstaan… aiii hè? Pijnscheut
rechterheup. Ik bleek niet goed meer te kunnen staan. Eigenlijk bleek ik vanaf
dat moment even invalide. Hinken naar badkamer en keuken. Liggen op
bed of kort zitten.... Meteen maandag naar de huisarts en die
constateerde: waarschijnlijk hernia. Met de nadruk op waarschijnlijk, want ik
had lang niet alle symptomen. Later in de week werd de diagnose: "een geirriteerde
zenuw door onbekende oorzaak"
Waarschijnlijk zo'n gele of groene zenuw. Het deed in elk geval veel pijn en er waren 1 a 2 nachten dat ik NIET sliep. De diagnose blijkt lastig te trekken, want enkele weken later zei de neuroloog dat het ofwel een L3 hernia was (want doortrekkend in bovenbeen/niet in onderbeen en de zwaarte van de klachten) ofwel een andere zenuwirritatie 'ergens tussen de bilspieren'.
HerstelHet herstel
vorderde langzaam. Na 2 weken kon ik weer honderd meter WANDELEN, na 4 weken was
dat 15 minuten. Na 37 dagen kon ik weer mijn eerste kilometer hardlopen (a 9
km/uur). Uiteindelijk na 2.5 maanden weer 5 km zonder pauzes lopen op redelijke 12 km/uur.
Blessureregistratie
De interessante
vraag is: had dit voorkomen kunnen worden, zag ik het aankomen? Het antwoord is:
ja, waarschijnlijk wel. Toen ik de eerste voortekenen zag, had ik meteen kunnen
zorgen voor minder zitten, minder krachttraining. Aan de andere kant: lopers
hebben zo vaak pijntjes en het meeste gaat snel weer over.
Dergelijke
gedachten waren de basis voor onze BlessureregistratiePilot binnen Groningen Atletiek: een groep van 18
lopers wordt wekelijks gevraagd naar kleine pijntje die nog geen blessure zijn
maar wel het hardlopen hinderen. Na een half jaar kunnen we zien wat er
gebeurt: misschien kondigen blessures zich aan, misschien kunnen we ze vóór
zijn, voordat het échte blessures worden. Ook krijgen we misschien wat meer
informatie over: hoelang duren de blessures, welke behandelingen worden gedaan,
welk advies wordt gevolgd. Ofwel: WE WILLEN MEER OVER OMGAAN MET BLESSURES
WETEN.
We vroegen naar pijntjes die het hardlopen enigszins hinderen, die ervoor zorgen dat je bijvoorbeeld geen tempo's kan doen. En inderdaad, een enkeling meldde bijvoorbeeld een achillespees pijntje, of een stijve onderrug. Alleen, deze pijntjes bleken niet tot blessures te leiden. Verder zijn er (zoals bij mij) ook pijntjes die wat raar aanvoelen maar het lopen niet belemmeren. Kennelijk voldoet de registratie van pijntjes niet om blessures te voorkomen omdat ofwel pijntjes te onbetekenend zijn ofwel het al echte blessures zij.
Maar wat zijn we dan
wél wijzer geworden dan? Veel:
Blessuregevoeligheid: bekend en bewust
Van de 18 lopers
bleken er 9 geblesseerd te zijn geweest tijdens het traject. Hiervan:
- Drie:
chronisch/terugkerend (rug, heup, achilles)
- Vijf:
bekende zwakke plekken die opspelen
zoals rug, knie, heup
- één
tijdens het traject nieuw optredende blessure
Kortom: de meeste
van de blessures waren bekend en terugkerend. Ze treden op/worden erger na wat
hardere trainingen, en het is bekend wat eraan gedaan moet worden (even rusten,
oefeningen etc). Slechts één echt
nieuwe blessure: die van mij.
Hardlooptraining: laag blessurerisico
Hardlooptraining
kent, voor lopers zonder zwakke plekken (chronisch / bekende zwakke plekke) een
laag blessurerisico. Er ontstaan nauwelijks ‘nieuwe’ blessures door hardlooptraining.
Voor lopers met chronische
problemen ligt dit anders. Zij moeten voorzichtig zijn met harde trainingen /
oefeningen (sprinten, springen, te snelle tempo’s). Als deze problemen bij zowel
trainer als loper bekend zijn, wordt het risico lager: samen kunnen we
risicovolle situaties omzeilen.
Ook voor beginners (niet onderzocht in de pilot) ligt dit anders. Beginners hebben vaak kwetsbare plekken die nog niet helemaal bekend zijn en die bij beginnende hardlooptraining uitgroeien tot blessures. Hierdoor moeten sommigen afhaken ("met deze knie lukt het helaas toch niet"), de overigen worden ervaren hardlopes met bekende en bewuste zwakke plekken.
Behandeling:
advies hoe met blessure om te gaan, advies bij opbouw na genezing
De meeste van de
geblesseerden hebben adequate hulp: fysio, arts. Dat neemt niet weg dat er een belangrijke rol
voor de trainer ligt, onder andere:
- Advies
geven bij een optredende blessure. Dit advies kan, afhankelijk van ervaring van
de trainer, wisselen. Sommige trainers kunnen zelf advies geven, anderen doen
er beter aan direct door te verwijzen naar een sportarts of blessurespreekuur,
eventueel na raadpleging collega trainer
- Advies/schema
voorstellen bij opbouw na blessure. De trainer moet zich ervan bewust zijn da
als de blessure ‘over is’, de belastbaarheid er nog niet is. De trainer kan
ofwel zelf een schema voorstellen ofwel advies vragen bij andere trainers /
kennisbank / fysio etc.
Communicatie
en blessurerisico
De opzet van deze
pilot hield uiteraard in dat er circa tweewekelijks mailcontact was met de pilot
groep. De mails houden communicatie over blessurestatus in, en ik zie hier de
volgende effecten:
-
Omdat
de loper bevraagd wordt is hij/zij zich bewuster van eventuele pijntjes,
misschien ook alerter op beginnende blessures, kortom zorgt hij ervoor dat hij
niet geblesseerd raakt.
-
Omdat
er detail info tussen loper en coach wordt uitgewisseld kan coach beter
inspelen op de blessuresituatie en bijvoorbeeld:
o
Snel verwijzen
naar juiste behandeling, of preventietips geven
o
De training
aanpassen (“doe geen loopscholing, dat verergert je achillesklachten”)
o
Samen
met loper zoeken naar oorzaken, daarover in gesprek gaan.
Maar... maar....
Blessureregistratie bij recreanten is anders dan registratie bij professionele / hoog niveau atleten.
In die laatste groep is elk klein pijntje bekend, en worden sporters (bijna) dagelijks behandeld door fysio's, masseurs, chiropracters, om de pijntjes niet erger te laten worden.
Ook in "gewone" serieuze wedstrijdgerichte trainingsgroepen zal de atleet dagelijks of wekelijks laten weten hoe de trainingen zijn gegaan en zal hij/zij bij elke training eventuele pijntjes of blessures melden, en zal de coach inspelen op signalen en in overleg met de atleet snel bij een behandelaar terecht kunnen. De atleet vult een logboek in en daar staat alles in.
Maar... waarom dan dat niet ook voor de recreant doen? Afspraak maken dat elke recreant zijn/haar trainingslogboek bijhoudt. Natuurlijk... dit zou kunnen. Maar in de praktijk komt hier niet zoveel van terecht. Men wil vrijheid en wat privacy houden, en bij pijntjes bijvoorbeeld zélf besluiten om een dagje te rusten in plaats van dit met de trainer te moeten overleggen.
Voorlopige conclusies
Het is zinvol om in
een trainingssituatie af te spreken beginnende blessures altijd direct schriftelijk
(mail) te melden. Zodoende ontstaat er communicatie tussen trainer en atleet en
is er de mogelijkheid tot advies, bespiegeling, verwijzing etcetera. Wat we
hiermee vermijden is dat een atleet op de training komt met pijntje waar de
trainer zich niet van bewust is en niet op kan inspelen.
Het is goed als
trainer om je bewust te zijn van de belastbaarheid van de trainingsgroep, en dit
kan worden bereikt via een goede intake waarbij duidelijk wordt wat potentiële
zwakke plekken van de lopers zijn. Afgaande op de pilot groep van 18 lopers zoo
zo’n 40% van de lopers verminderd belastbaar zijn wegens ‘bekende problemen’,
maar ik denk dat dat percentage wat lager is (met name omdat zich voor de pilot
relatief veel lopers met wat blessureproblemen zich meldden).
Desalniettemin: in een groep van zeg 100
lopers zijn er vast wel zo’n 20-25% met wat klachtjes etc. Dit kan ook te maken
hebben met doelgroepen. In mijn vroegere trainingsgroep met jonge fitte lopers
was er bijvoorbeeld niemand van de 15 geblesseerd en allemaal goed belastbaar.
Maar in veteranen trainingsgroepen met leeftijd gemiddeld 60, zal mogelijk de
helft wel ‘iets’ hebben.
Afhankelijk van
de feitelijke groep die je voor je hebt kan je de training aanpassen door
risicovolle oefeningen te vermijden (niet sprinten door 50+ ers, vermijden rug
belastende draai oefeningen, etc).