Dit voorjaar had ik ineens een raar gevoel in mijn onderrug. Teveel zitten, teveel autorijden… Paar daagjes rustig aan. En ineens, op een zaterdag eind Maart, werd ik wakker met een scherpe pijn in mijn rechterheup en bilspier. Een pijn die nog vervelender werd toen ik probeerde op te staan: dit ging niet, steunen op mijn rechterbeen bleek onmogelijk. Help!
Na anderhalve dag hinken en nauwelijks slapen kon ik maandag eindelijk naar de huisarts. Haar conclusie: waarschijnlijk een hernia. Ik had niet alle symptomen maar de proef van Lasegue was pijnlijk en ik werd naar huis gestuurd met Naproxen 3x daags en paracetamol.
De pijnlijke plek:
Waarschijnlijk
zo'n gele of groene zenuw. Het deed in elk geval veel pijn. Pas na twee weken
kon ik ’s nachts de pijnstillers laten staan. De uiteindelijke diagnose was ofwel
een “L3 hernia” ofwel een andere zenuwirritatie “ergens tussen de bilspieren”. L3
is de derde wervel:
Kon deze blessure voorkomen worden? Misschien. Ik negeerde in januari/februari het toen nog kleine pijntje. Als ik toen het juiste advies had gekregen was er misschien weinig aan de hand geweest. Als… als…
Blessures blijven onder de radar
Blessures blijken in loopgroepen vaak onder de
radar te blijven. Lopers komen een paar weken niet omdat ze ergens iets voelen.
Ze melden het niet en modderen wat aan. Bij professioneel
begeleide groepen zoals Team 4 Mijl lig dat uiteraard anders: niets ontsnapt
aan de aandacht en er is een sportarts of fysio direct voorhanden.
Ook in "gewone" serieuze
wedstrijdgerichte trainingsgroepen zal de atleet dagelijks of wekelijks laten
weten hoe de trainingen zijn gegaan en zal hij/zij bij elke training eventuele
pijntjes of blessures melden, en zal de coach inspelen op signalen en in overleg
met de atleet snel bij een behandelaar terecht kunnen. De atleet vult een
logboek in met alle informatie. Maar... waarom dan dat niet ook in recreatieve
loopgroepen doen?
De recreant kan natuurlijk een trainingslogboek
bijhouden en dit dagelijks delen. Maar gaat dit werken? Als trainer zou je het
kunnen eisen maar de kans is groot dat recreanten dit helemaal niet willen. Men
wil vrijheid en wat privacy houden, en bij pijntjes bijvoorbeeld zélf besluiten
om een dagje te rusten in plaats van dit met een trainer te moeten overleggen.
Ook is de begeleiding veel minder professioneel en intensief en is het ook voor
de trainer niet altijd duidelijk hoe te handelen, als hij/zij al weet wat er
aan de hand is. Er is hier ook het risico dat leden afhaken omdat ze te weinig
hulp krijgen en het gevoel
hebben dat de loopgroep hen niet goed kan helpen.
Blessureregistratie Pilot: zicht krijgen op blessures
Voor we kunnen bepalen hoe om te gaan met het verschijnsel
“blessures in een recreantengroep” moeten we eerst weten waar we het nu precies
over hebben: hoe vaak komen deze blessures voor, wat is het verloop, welk type
blessures. Ook: kunnen we blessures zien aankomen en in de kiem smoren als ze
nog klein zijn. Er is natuurlijk al allerlei literatuur en onderzoek, maar we
willen gevoel voor de materie krijgen.
En zo werd geboren: de BlessureregistratiePilot
binnen Groningen Atletiek: een groep van 18 lopers werd wekelijks gevraagd naar
blessures, en naar kleine pijntje die nog geen blessure zijn maar wel het
hardlopen hinderen.
De opzet:
-
Elke week wordt de groep gevraagd of er nieuwe blessures
zijn, cq. pijntjes zijn die het hardlopen ook maar enigszins belemmeren. Elk
klein pijntje dat ervoor zorgt dat je bijvoorbeeld moet kiezen voor een rustig
loopje in plaats van tempo’s moet worden gemeld;
-
Waar mogelijk geven we feedback over omgang met het
pijntje of blessure;
-
Door elke week te registreren krijgen we een beeld van
het verloop van een pijntje: wanneer begon het, wanneer werd het erger, wanneer
verdween het.
De pilot heeft een half jaar gelopen en we kregen een
schat aan informatie!
De resultaten zijn interessant!
In de groep van 18 lopers zagen we het volgende:
-
Zes lopers meldden al aan het begin van de
pilot zwakke plekken zoals rug, achilles, bekken, knie. Deze zwakke plekken
bleken tijdens de pilot af en toe op te spelen en weer te herstellen.
-
Één echt nieuwe blessure (zie inleiding
hierboven)
-
Elf lopers zonder blessure
Opvallend: veel lopers met bekende zwakke plekken/chronische problemen.
Dit hoorden we ook in andere trainingsgroepen. Wij denk dat dit te maken heeft
met de gemiddelde leeftijd van onze trainingsgroep, ca 50 jaar. Op dergelijke
leeftijden is de kans op chronische problemen uiteraard groter dan in jonge
wedstrijdgerichte groepen. Ook wel opvallend is dat de lopers in het algemeen
vrij goed weten hoe ze met hun situatie om moeten gaan: af en toe gas
terugnemen, sommige oefeningen en intensieve trainingen overslaan, bepaalde
herstel oefeningen doen.
Verder kreeg, zoals verwacht, de trainer veel meer
informatie over pijntjes, blessures en dergelijke dan ervoor. Hierdoor kon de
trainer beter begeleiden door advies te geven over blessurebehandeling en
door enkele keren in te grijpen en aan te dringen op een gang naar de
sportarts.
Eerste conclusies en overdenkingen
Hardlopers
kunnen in enkele categorieën worden ingedeeld:
1)
Fitte
lopers die al enige tijd (jaren) trainen en goed belastbaar zijn. Hierdoor
raken ze niet geblesseerd tijdens reguliere looptraining;
2)
Fitte
lopers die al enige tijd trainen maar wel gevoelig zijn voor blessures op
bekende zwakke plekken (rug, knie, achilles). Ze raken soms overbelast maar
weten op tijd terug te schakelen doordat ze ervaren zijn;
3)
Overige:
dit zijn lopers die incidenteel geblesseerd raken, beginners die nog niet goed
belastbaar zijn en die ook nog niet weten of ze zwakke plekken hebben.
De trainer kan
rekening houden met blessurerisico bij de minder fitte sporters (lopers met
zwakke plekken, ook beginners) door te differentiëren: trainingsbelasting
aanpassen aan de eventuele zwakke plekken (niet sprinten bij
achillespeesproblemen, geen sprongen of zware partneroefeningen bij
rugproblemen etc etc). Ook door bij beginners goed in de gaten te houden hoe
belastbaar ze zijn en alert te zijn op blessures.
Ook de lopers zelf gedroegen zich tijdens de
pilot anders dan anders. Ze waren zich bewuster van blessures, wetende dat de
trainer hier nu meer aandacht voor had, en er was minder de neiging om “er
doorheen te lopen” (want de trainers wist er immers van).
Er nog wat verder over nadenkend…
Het is goed om je als trainer bewust te zijn van de
belastbaarheid van de trainingsgroep. Dit kan worden bereikt via een goede
intake waarbij duidelijk wordt wat potentiële zwakke plekken van de lopers
zijn. Afgaande op de pilot groep van 18 lopers is zo’n 40% hierdoor verminderd
belastbaar. Dit wetend, kan de trainer de training aanpassen door risicovolle
belasting te beperken en/of differentiëren.
Het is zinvol om met
de lopers af te spreken beginnende blessures altijd direct schriftelijk (mail,
whatsapp) te melden. Er is dan een open
communicatielijn en er is de mogelijkheid tot advies, consult, verwijzing. De
trainer moet, indien nodig, hierbij ondersteund worden, bijvoorbeeld door
hem/haar een flowchart of instructie aan te reiken waarin staat wat hij/zij
moet doen in diverse situaties, en ook door “achtervang” te hebben in de vorm
van andere meer ervaren trainers en bijvoorbeeld een fysio mailbox.